• Jongste

    Meisje, wat ben je toch een levensgenieter!

    Je springt, rent, danst en klimt op alles wat je tegenkomt.
    De trampoline, de bank, de tafel en de keuken.
    Je zal al op tafel voor je kon lopen, en met dat geklim ben je nooit meer gestopt.
    Je komt wel eens thuis met een bult, een schram of een blauw oog.
    De laatste ‘oorlogswond’ die je opliep was bij een botsing met een paaltje terwijl je van een natte glijbaan ging. Het is bijna genezen, maar het zal wel niet de laatste buts zijn die je oploopt.
    Het aantal keren dat we met je bij de huisarts of de huisartsenpost zijn geweest kunnen we gelukkig op één hand tellen.

    We moeten je niet vergeten. In alle zorgen die er soms zijn om je zus, zijn we soms bang dat we jou een beetje vergeten. Dat je aandacht tekort komt.
    Gelukkig weet je ook die aandacht goed te vragen.
    Je komt vragen om een spelletje, of je slijm mag maken (bah!) en je roept ook met enige regelmaat dat je hónger hebt.
    Je kunt net je boterham naar binnen schuiven en even later alweer naast me staan met de vraag of je ‘een fruitje’ mag. Soms mag dat. En soms niet.
    We leerden je al dat je soms geen ‘honger’ hebt maar ‘lekkere trek’. En dat kom je ook graag melden.

    Je kunt intens genieten van in het weekend met zijn vieren op de bank tv kijken met een chippie erbij.

    Een tijdje terug zijn we met z’n tweetjes een nachtje naar van der Valk geweest. Je genoot met volle teugen van alle aandacht. Je mocht kiezen wat je wilde. Een hotel met zwembad moest het worden. En winkelen. Dus dat deden we. Op de zeventiende etage zat onze kamer. Ik wilde me gaan omkleden, en je zei dat ik toch écht wel de gordijnen dicht moest doen, anders zouden ‘de buren’ me in mijn blootje zien.
    Je ging in de sauna liggen alsof je nooit anders had gedaan.
    Netjes aangekleed dineren in het hotel, ’s morgens een paar keer langs het ontbijtbuffet schuiven. ’s Avonds in bed verzuchtte je dat je mij nu even helemaal voor jezelf had. Ik smolt!
    Het is nog maar enkele weken geleden, maar vanavond vroeg je me of we nog een keertje naar van der Valk konden.

    Laatst riep ik een keer ‘bluf’ in huis.
    Jij vroeg wat dat was.
    Papa zei:  “dat is opscheppen”
    “Papa? Wil je iets bluffen in een bakje” was de vraag die jij stelde.
    Het zal ook weer niet over eten gaan…

    Je kunt ook super goed chillen. Met de tablet, onder een dekentje lekker een filmpje kijken. Een tijdje terug rolde je je helemaal in een dekentje en zei daarbij “ik wil zo warm blijven als een kroket in de airfryer.”

    En nadat papa wéér zijn zwembroek vergat mee te nemen op vakantie zei je dat “wij vrouwen tenminste slim zijn omdat we wel onze zwembroek meenemen op vakantie” Die kon papa in zijn zak steken.

    Je kunt me tot wanhoop drijven met al je vragen en streken, maar ik kan ook intens genieten als jij geniet en plezier hebt. Lief meisje, blijf zoals je bent. Je komt er wel!

  • Afzeggen

    Ik ben er niet zo van. Hup niet  teuten en aan het werk. Ziek is ziek, da’s duidelijk. Maar een beetje moe, slecht geslapen, … allemaal geen reden om af te zeggen.
    Zoals bekend is mijn agenda vaak vol. Het past allemaal precies maar de brug moet niet in storing schieten. En ik kón dat allemaal ook. Zonder pijn, enorme vermoeidheid en tegenzin. Ik deed het. Soms was de zin wat minder, maar zonder zin kan het ook. Het lukte ook allemaal.
    Nadat ik COVID had gehad ging het allemaal niet meer zo makkelijk. Fysiotherapie voor mezelf en jongste, psychologenafspraken hier en daar, en er moet ook nog (extra) gewerkt. Taxi mama rijdt ook nog.
    Soms vraag ik me aan het begin van de week af of en hoe ik het einde ga halen. Past er nog een kappersafspraak tussen en dan is het op op donderdagmorgen. En dan kómt er nog een scholingsdag op vrijdag.
    Kan er wat uit de agenda? Had ik dit van tevoren kunnen bedenken? Misschien wel.
    Maar wáárom plan ik het dan allemaal zo vol?
    Op sommige vragen kun je geen nee zeggen. (nee, écht niet!)
    Twee uurtjes (voor mij extra) werken ivm een teamvergadering kan prima. En dan blijkt dat de vergadering uitloopt en het drie uur duurt. De fysio afspraak erna kwam niet in het geding, daar zou hij mee naartoe gaan. En weglopen als je de zorg hebt voor de cliënten kan ook niet zomaar. Maar het is wél weer een uur extra van huis.
    De dag erna was er een sportafspraak voor jongste. Taxi mama reed en bleef daar een uurtje in de buurt omdat terug naar huis rijden teveel tijd kost. Even langs de dierenwinkel, even wandelen. Allemaal leuk, en goed om even te doen. Maar wél weer anderhalf uur van huis.
    En zo liep mijn week langzaam te vol. Overvol. Fysiek ook niet al te best vanwege ‘maandelijkse feestweek’ die eraan kwam. En moest er even rust komen. Dus zegde ik mijn stage afspraak af. Jammer maar het is even zo.
    Eerlijk: had ik dat kunnen weten toen ik de afspraak maakte om ivm een scholing op donderdag te gaan ipv op vrijdag? Jazeker. Vrij dom wel dat ik toch de afspraak maakte.
    Het frustreert me máteloos dat ik mijn agenda niet meer zo vol kan proppen. Dat niet meer lukt wat ik graag wil. Dat ik meer moet doseren.
    Dat ik áfspraken moet afzeggen omdat ik niet ok ben. ‘Fijn’ om COVID de schuld te geven. Dat ik er even niks aan kan doen.
    Wat is dat toch dat het zo moeilijk is om nee te zeggen, om een afspraak af te zeggen? Ik werk ‘gewoon’ dus ik hoef me niet ziek te melden, en geen gedoe meer met bedrijfsartsen en dergelijke. Maar welke afspraak je ook maakt, mensen rekenen op je.
    Overkomt het mij dan nooit dat je iets afspreekt en dat de afspraak door een ánder wordt afgezegd? Jazeker. En vind ik dat vervelend? Soms, als ik me ergens erg op verheugd had.
    Maar soms… geeft het ook ruimte in mijn agenda….

  • IJspret

    Het was voorspeld en als er geen corona was geweest waren de rayonhoofden al bij elkaar gekomen. Het vriest! Flink! Alle marathonschaatsers sprongen op de barricaden want ze wíllen een Elfstedentocht. Ging niet gebeuren maar iedereen was nerveus. En ik niet.
    Ik hou van schaatsen, van wandelingen in de sneeuw, met je muts op en je kraag omhoog buiten. Héérlijk! Maar dit jaar vond ik het eng.
    We speelden heerlijk in de sneeuw, de meiden waren niet binnen te krijgen en Boris maakte voor het eerst echte sneeuw mee. Het sneeuwde zoveel en zo hard dat het hele openbaar vervoer plat lag en de scholen dicht in plaats van nét weer open. Ik maakte erwtensoep en drie in de pan en we dronken warme chocolademelk met slagroom. En plots was het zover. De ijsbaan was open en de kinderen gingen schaatsen met school. Als ik andere jaren in het najaar de schaatsen tegenkwam op een zoektocht naar iets anders op zolder nam ik ze alvast mee. Ze konden maar klaarliggen tenslotte. Dit jaar moest ik op het laatste moment nog gaan zoeken en bleken de meiden gelukkig ‘gewoon’ schaatsen te hebben.

    Volwassenen mochten niet op de ijsbaan, ook niet op de andere dagen. Coronamaatregelen.
    Op zaterdag was het zover. Schaatsers op het meer. Het kriebelde. Maar het wiebelde en het bibberde ook. Ik maakte een hele lange wandeling met Boris en keek overal waar het kon even naar het ijs. Mooi, prachtig en ik genoot ervan. Maar voelde, net als eerdere dagen dat ik mensen over schaatsen hoorde praten, niet de behoefte om zelf te gaan schaatsen. Ik vond het te eng.
    De meiden zijn echt nog te jong om zonder ouders naar de ijsbaan te gaan. Ze moesten ‘zelfredzaam zijn’. Oudste zei dat ze dat écht wél wás, maar op mijn vraag of ze dan zelf haar schaatsen kon aandoen moest ze ontkennend antwoorden. Sorry lieverd het kan écht niet.
    Zaterdagmiddag maakten we een grote wandeling langs het meer. We zagen ijszeilers en schaatsers. Er waren schaatsers maar daar was het ook mee gezegd. Héél druk was het (nog) niet, en wie er schaatste waren de ervaren schaatsers. Licht voorover gebogen met de handen op de rug. En veel klapschaatsen. Geen kinderen. We gingen langs de ‘hekken’ die op de dijk staan. Normaal klim je eroverheen, nu konden we er langs over het ijs. En ik vond het éng. Zo eng dat ik bijna moest huilen.

    Verschillende mensen die we onderweg tegenkwamen vertelden dat het zo héérlijk was om weer op natuurijs te schaatsen én dat het ijs zo mooi en goed was. “Morgen” zei ik. “Morgen gaan wij ook schaatsen, bij het strandje. Best gek, dacht ik later nog. Je kunt vlakbij opstappen, maar je gaat helemaal met de auto daar naartoe. De hele avond en nacht dacht ik er steeds even aan. Dat we met de kinderen zouden gaan schaatsen. Maar het ging ook dooien, dus kón er nog wel geschaatst worden?
    De volgende ochtend (Valentijnsdag!) gingen er al vroeg schaatsers over het meer. Wij begonnen met een uitgebreid ontbijtje en hadden een gezellige ochtend. Er werd niet over schaatsen gesproken. Door niemand. Tot oudste een brief weg ging brengen naar een vriendinnetje en ze terugkwam met de vraag of zij ook mochten schaatsen op het slootje. Ik zuchtte en zei: “ja hoor, natuurlijk!” We maakten ons klaar en op aandringen  van hem nam ik ook mijn eigen schaatsen mee.

    Al snel hadden de kinderen hun schaatsen onder en stonden ze met papa op het slootje, met hun vriendinnetjes. Ik stond nog steeds op de kant. Angstig. Bang om te vallen, minder bang om er door te zakken. De kinderen krabbelden op het slootje. Ging ik het doen? Of zou ik toch? De dijk op richting Leidsche Vaart? Na wat dubben besloot ik dat dit slootje mijn eer te na zou zijn. En dus toog ik met tas en doos en schaatsen naar de grote ijsvlakte.
    Onderweg naar boven zag ik bekenden staan. En toen had ik er vertrouwen in. Zij zouden me even kunnen helpen. En als ik eenmaal ging… dan ging ik.
    Ik vertelde dat ik het spannend vond en vroeg om hulp.
    Schaatsen aan en gaan. De arm die ik kreeg aangeboden was maar heel even nodig en daar gingen we. De Leidsche Vaart over, om ‘de punt’ heen, en zo de braassem op. Want dát moest echt ook even want dan kon ik zeggen dat ik erop geschaatst had. Ik slaakte een klein gilletje bij wat gekraak van het ijs. Maar we gingen. En het was héérlijk. En bijzonder om weer te doen. Na een stukje op de Braassem besloten we om te keren. Weer terug bij onze spullen besloot ik nog eens te gaan. Alleen. En daarna nog eens. En het was héérlijk. Na een klein uurtje schaatsen deden mijn voeten zeer en was het tijd om van het ijs af te gaan. Ik had ervan genoten! ’s Middags hoefde ik niet meer te twijfelen of ik nog zou gaan. De dooi zette in en het verzoek kwam om niet meer de sloten en meren op te gaan. Het werd ook rustiger op het meer.
    Had ik er spijt van dat ik zaterdag niet gegaan was? Nee. Dat niet.
    Of ik het jammer vond dat het nu na één dag schaatsen weer over was?
    Dát zeker!
    Deze kon ik afvinken. Heerlijk!

  • 15 oktober: Hoera!

    November vorig jaar werden er in het kader van de week van de vaktherapie workshops gegeven bij een van mijn werkgevers. Eén van die workshops was psychomotorische therapie. Ik heb geen ambities in die richting, maar ik was gewoon benieuwd. En zo vond ik mezelf terug in een sportzaal waar we oefeningetjes deden, en ook uitleg kregen over het hoe – en – waarom. Heel interessant.
    Een rivier oversteken met allerlei materialen en daarbij samenwerken. Naar een muur toelopen met je ogen open. Of dicht.
    De laatste oefening was een oefening met een hockeystick en gekleurde ballen. Je moest de ballen van je eigen kleur in beweging houden. Voordat we startten moest je bedenken met hoeveel ballen je dat zou kunnen. Ik ben niet zo’n hockey – ster dus dacht dat het met vijf ballen wel op zou zijn. Ik zag het heel positief in.  We begonnen allemaal met twee ballen van onze eigen kleur. En af en toe werd er eentje bij gegooid door de begeleider. En alle ballen van je eigen kleur moesten in beweging blijven. En de kleuren van de anderen rolden er tussendoor. Best ingewikkeld als je niet zo handig bent met een hockeystick. Als het genoeg was, dan moest je dat zeggen. Bij de vijfde bal vond ik het knap ingewikkeld worden. Ik uitte dat ook, en eigenlijk liep ik bij vier ballen al wat te modderen met die ballen en die stick. En vlak voordat ik wilde zeggen dat dit genoeg was voor mij, rolde ze er een zesde bal bij. “Welja!” zei ik. “Deze kan er ook nog wel bij!”. Ik mocht ‘m ook teruggooien maar deed dat niet. En zo rommelde ik nog wat deze zes ballen, kort voor ik het opgaf. “Goh, een mooie metafoor voor mijn leven!” riep ik door de zaal. En nu is het genoeg! Met een bal meer dan ik van tevoren had bedacht. Meer dan ik lukte.

    “Alle ballen hoog”

    De titel van mijn nieuwe boek.
    Over mijn pogingen om ze allemaal hoog te houden. Over de momenten dat er eentje valt. De dalen als ze allemaal even op de grond liggen, de spanning wanneer het er meer zijn dan ik aan wíl kunnen.

  • 14 oktober: Oudjaarsdag

    Oudjaarsdag. De laatste dag 39. Je kunt er een drama van maken, en dat heb ik ook wel gedaan het afgelopen jaar. Veertig worden is wel een dingetje voor mij. Het is maar een getal, morgen voelt niet ineens anders ofzoiets. Ik ben niet ineens oud. (Toch?)
    Vandaag ben ik taxi voor de kinderen, heb ik een kinderliedjes –  ukulele – workshop (galgje?) via zoom en vanavond geef ik RGM cursus. Er zijn zeker ook wandelingetjes met Boris. Ik ga me wel vermaken.
    Het afgelopen jaar stond denk ik vooral in het teken van de onzekerheid rondom ons huwelijk, een flinke longontsteking, het afscheid van Benco en corona. Ik heb intens genoten van de meiden en de komst van Boris. Het boek dat komt, mijn tweede boek, zou moeten gaan over hoe ik uit de wachtkamer kwam. Hoe het weer goed met ons gezin zou gaan, en dat het ook weer goed met mij zou gaan. Het liep allemaal anders. Er kwamen zelfs wachtkamers bij. Er werd geen halve gelopen. En echt goed ging het zeker ook niet de hele tijd. Het idee was erg leuk, aardig idee aan het begin van het jaar. Een boek over hoe ik uit die wachtkamer kwam. Het idee kwam een beetje te vroeg.
    Of misschien ook niet. Mijn boek wil ik “nu” niet presenteren. Hopelijk kunnen we over een tijdje weer rustig en veilig bij elkaar zijn, binnen 1,5 meter. Zonder persconferenties en maatregelen die alles wat je wilt organiseren spannend maken.
    De locatie waar ik mijn boek misschien wel zou wíllen houden is hoog en groot genoeg. Dat is het probleem niet. Maar ik wil geen risico’s lopen. Dus het is niet erg dat mijn boek nog niet af is. Ik kan het toch nog niet presenteren. En misschien verander ik nog wel van locatie. Of hoop ik op mooi weer en doe ik het buiten. Kan ook nog. Daar is ook al een ideetje voor. Moet het wel mooi weer zijn, dus of ik dát durf…..
    Van uitstel komt geen afstel. Ik stelde mijn verjaardagsfeestje uit. Maar ik heb het niet geannuleerd. Want dat feestje gaat er nog wel komen. Dat boek ook.
    Eerst maar eens 40 worden.
    Dichter en toneelschrijver Edward Young zei daarover:
    “Word wijzer met de jaren; ben je op je 40e een dwaas dan ben je echt een dwaas.”
    Ik denk dat er hoop is.

  • 13 oktober – De Toppers

    Ik mag in m’n handen dichtknijpen met de hulpverleners om me, ons, heen, diegenen waar ik het meeste mee te maken heb. Waar ik al jaren van zorgverzekering wil wisselen maar enorm opzie tegen het gedoe, ben ik prima tevreden met het “team” om me heen. Ik ben ook wel eens niet blij, en daar probeer ik dan iets aan te doen. Zo wisselden we een aantal jaar geleden van tandartspraktijk om bij dezelfde tandarts te kunnen blijven. Dit na een ‘minder prettige ervaring’ in de stoel bij de nieuwe tandarts. Hij deed heel raar en onaardig tegen onze dochter van een jaar of 2 en  bij mij zei hij: “Het ziet er príma uit!” Om daarna door te gaan met: “maar ik wil je wel een kroon adviseren en die ga ik er dan in zetten” uuuhhh je gaat wát? Uiteindelijk hing ik huilend aan de telefoon bij de secretaresse die me vertelde dat ik ook gewoon met mijn oude tandarts mee kon naar de praktijk waar die nu werkzaam was. Naar de tandarts gaan is nog geen hobby van me, maar het vertrouwde gezicht helpt me wel.

    Ik had in 2020 een boek willen schrijven. Dat zou gaan over hoe we uit die wachtkamers zouden komen. Ik had gehoopt dat het zou eindigen met het lopen van een halve marathon en “ze leefden nog lang en gelukkig.” Die halve marathon haal ik nooit én is bovendien afgelast. En aan “lang en gelukkig leven” zijn we nog niet toe hier.
    Het lijstje met hulpverleners is nog vrij lang. Langer dan ik aan het begin van het jaar gehoopt had. Naast de wekelijkse bezoeken aan verschillende fysiotherapeuten heb ik, na een korte pauze, de psycholoog ook weer toe kunnen voegen aan het lijstje. Waar ik in juli nog met vertrouwen afscheid nam van mijn psycholoog lukt het nu niet. De klappen waren te hard de afgelopen tijd. De onzekerheid, verwijten en beschuldigingen van diverse mensen icm met PTSS maken dat het even niet lukt. Dat ik hoop daarbij hulp te krijgen. Ook qua werk ben ik gedeeltelijk uitgevallen en ik heb geen idee hoe ik dat weer op moet pakken. Gesprekken met bedrijfsartsen vind ik altijd lastig, en ik ben blij dat ik er van de week eentje trof die heel goed meedacht en ook duidelijk omschreef “wat we wel en vooral wat we niet gaan doen.” Daar waar ik het nu zelf moeilijk vind om dingen te beslissen hielp zij me erg goed.
    Ik kan het niet alleen. Ik vind het te moeilijk alleen. Ik durf het niet alleen. Of doe ik al heel veel alleen? Ondanks dat ik niet alleen bén.

    Waar in mijn boeken de hashtag #mijnhuisartsiseentopper regelmatig terugkomt, sport ik nu in een shirtje met daarop #mijnfysioiseentopper. Eigenlijk zou het moeten zijn: #mijnfysioszijntoppers want het zijn er stiekem drie. Alleen bekt dat niet zo lekker. De fysio waar ik ook in mijn eerste boek over schreef. Die zorgt dat ik lekker kan blijven bewegen. Voor specifieke klachten werd er nog eentje tijdelijk toegevoegd. De behandelingen zijn (zeker) niet altijd fijn. Maar het vertrouwen is er. Dat ik niet van de bank lazer, ook niet als mijn lijf hard kraakt of ik zelf niet meer weet hóe ik nou eigenlijk lig. Het helpt me van mijn klachten af. En in de afgelopen jaren is me wel duidelijk geworden dat dat vertrouwen er moet zijn. Anders heeft het geen enkele zin. Een derde fysio die me coacht(e) naar de halve. Die heb ik al een tijdje niet gezien omdat mijn hardlooptraject helaas (even) stil ligt.

    Misschien moet ik in mijn tweede boek zetten: ‘mede mogelijk gemaakt door de toppers’
    Maar dan krijg je wel weer hele rare vragen denk ik. Als ik maar niet in een glitterjurk met veren hoef…..

  • 12 oktober: Boekpresentatie

    Vorig jaar was mijn boekpresentatie. Een mooie, bijzondere dag waar ik intens van heb genoten. In mijn column van vandaag neem ik jullie mee achter de schermen van die dag. De dag begon op tijd met het inpakken van de laatste dingen, een bezoek aan de kapper en de laatste boodschappen doen. De hulptroepen waren ingeschakeld en zouden op tijd bij De Spreng zijn. Ik herinner me dat er “iets” was waardoor onze vrienden later waren. Geen idéé meer wat er precies was maar ik kan me ook niet meer heugen dat het een groot probleem was. Gelukkig.
    Daar zouden we spullen klaarzetten en lunchen. Ik had pompoensoep gekookt en toen alles spullen uitgeladen waren zouden we de soep opwarmen. Soep? Lunch? Dat kratje stond nog thuis. Beetje jammer. Gelukkig zat de supermarkt dichtbij en zo lunchten we anders dan ik had bedacht en aten we de dagen erna nog regelmatig pompoensoep….
    Er waren behoorlijk veel mensen die zich hadden opgegeven, dus we moesten even kijken hoe alle stoelen neergezet zo konden staan dat iedereen kon zitten. De Heel Belangrijke Mensen hadden een gereserveerde stoel. In de drukte was ik vergeten een plek te reserveren voor de mevrouw die met geleidehond zou komen, en zo moest er heel kort van tevoren nog ergens een stoel vandaan gehaald worden. Gelukkig kon ik daar één van mijn vrienden voor op pad sturen.
    Een klein uurtje voor de start van de presentatie kleedde ik me om achter het toneel. Een hoop gedoe en geworstel met mijn panty, en die schoenen die toch eigenlijk “zitschoenen” waren. Een beetje make – up erbij.
    En ik bedacht me ongeveer elke minuut “waar ik toch eigenlijk aan begonnen was”.
    Het verwelkomen van de gasten vond ik best spannend. Er zou ook familie komen die ik lang niet gezien had. Ook mijn oom die in Frankrijk woont zou komen met zijn vrouw. Dat vond ik erg bijzonder maar ook erg spannend.
    De zaal stroomde langzaam vol. Iedereen had koffie of thee, en er was ook meer dan voldoende (zelfgebakken) lekkers. Ondertussen gierden de zenuwen door mijn keel.
    Er was een weg afgesloten en zo kwam degene die alles aan elkaar zou praten op het nippertje binnen. Stressmomentje! Ik appte haar en ze reageerde niet maar kwam toch nog op tijd binnen. Ook onze huisarts die zou spreken was er. Hij sprak mooie woorden, fijn om te horen en fijn dat hij dit wilde doen.
    Ik las voor, sprak met Lia die me er goed bij hield en prikkelende vragen stelde. Ik las de column “komt hij wel terug” voor. Ik had voor deze gekozen omdat dit de vraag was die zo vaak door mijn hoofd speelt. Een best heftige column, maar ook mooi.
    Ook reikte ik de boeken uit aan de vier belangrijkste mannen in mijn leven. Die vijfde, mijn hond Benco, was er niet bij, maar hij was wel meerdere malen genoemd in mijn boek. Ook de kinderen kregen een boek dat ik speciaal voor hen uitgezocht had. De kinderen waren de hele tijd in een aparte ruimte geweest met een hele lieve oppas en veel knutselwerkjes. En kort voor dit moment kwamen ze erbij. Dit vonden ze erg spannend.
    En zo kwam mijn boekpresentatie ten einde. Lia en ik bedankten iedereen en hierna mocht ik de boeken gaan signeren. De boeken die besteld waren, of die van de mensen die er (nog) eentje wilden kopen.
    Een van onze vrienden had ik gevraagd of hij bij mijn man wilde blijven. En mochten er mensen zijn die “nieuwsgierige of rare” vragen gingen stellen, hij ze dan vriendelijk zou willen afwimpelen. Het was tenslotte mijn boekpresentatie. Ik wilde dit. Hij niet.
    Het was heel gezellig. Ik kon met iedereen even praten, in elk boek iets persoonlijks zetten. Ik zag iedereen nog even. Mensen vertelden wat ze vonden, wat ze dachten. Er was een iemand die zo geëmotioneerd was dat ze niet meer kon stoppen met huilen. Daar was ikzelf ook erg van onder de indruk.

    Ik werd, heel lief, steeds voorzien van iets te drinken.
    Na de presentatie vroeg iemand aan mijn “steun en toeverlaat – tante” of ze mijn uitgever was. We vonden het beiden hilarisch!

    En zo kwam er langzaam een einde aan een hele leuke, mooie en bijzondere middag.
    ’s Avonds vierden we mijn verjaardag in het klein. Ik wilde veel vragen, weten wat mensen gezegd hadden, wie er met elkaar gepraat hadden en álles wilde ik weten omdat ik voor mijn gevoel zelf veel gemist had.
    Een van de reacties die ik kreeg was: “Wij hadden nog nooit een boekpresentatie meegemaakt maar volgens ons moet het zo zijn”.
    Ik kijk, ook na een jaar, met trots terug op deze boekpresentatie. Op de reacties die ik deze en de volgende dagen kreeg en ik kijk de foto’s nog graag terug.  
    Ik had het nog nooit gedaan, ik dacht dat ik het zou kunnen. En dat was ook zo.

  • 11 oktober: Voorbereidingen

    Vorig jaar was ik druk bezig met de voorbereidingen voor mijn boekpresentatie. Het was een leuke, bijzondere, leerzame tijd. Ik heb er enorm van genoten, ondanks dat ik het ook echt ontzéttend spannend vond. Want wat zouden anderen ervan vinden? Er waren een aantal mensen die mijn columns al gelezen hadden, er waren al best veel boeken verkocht. Maar hoe doe je dat eigenlijk? En hoe hoort het eigenlijk, een boekpresentatie? Ik was (en ben!) nog nooit bij eentje geweest. Ik vroeg wat rond, maar ook mijn familie en vrienden waren nog nooit bij een boekpresentatie geweest. Dus bedacht ik mijn eigen boekpresentatie. Het zou fijn zijn als onze huisarts iets kon zeggen. Omdat “het” daar begon en hij de spil was in alles in zorgland. Gelukkig wilde hij dat en paste het in zijn agenda. Mijn tante zou mijn rechterhand zijn, en ze heeft me overal geholpen waar dat nodig was. Ze stelde me gerust waar nodig, bedacht dingen waar ik niet over nagedacht had en soms was ze streng doch rechtvaardig. Bijvoorbeeld die keer dat er nog een aantal gearceerde plekjes in mijn boek stonden en ik er maar geen klap op durfde te geven. Ze dwong me. Dat het nu klaar was. En alzo geschiedde.
    We deden boodschappen en de dag voor de boekpresentatie deden we een kook en een bakdag.

    Tussendoor rondde ik nog “even” mijn opleiding tot RGM praktitioner af en deed een studiedag voor mijn werk. Er werden schoenen gekocht, we waren bij een voorstelling van het boek ‘Lampje’ en daarnaast was iedereen aan het werk en naar school, zwemmen, dansen, ….. Eerlijk? Dat was wel een beetje veel. Maar ik wist waar ik het voor deed en ik had er zin in.
    Zoals ik altijd doe bij dit soort feesten en activiteiten was er een mooi draaiboek wat goed werd bijgehouden. Wat heb je nodig bij een boekpresentatie. Welke drankjes? Proosten? Alcohol? Wijn? Er waren best veel keuzes. Na een vraag op twitter kocht ik 6 flessen bubbeltjeswijn. Waarvan ik er na mijn boekpresentatie 5 ruilde via de plaatselijke ruilsite. We hebben niet geproost op mijn boek. Van tevoren wel over nagedacht, maar achteraf zeker niet gemist. Op woensdagavond togen we samen naar de Makro om de benodigde boodschappen te doen. Het was daar lekker rustig en aan de hand van een boodschappenlijstje konden we zo alles in de kar gooien. De terugweg ging via een toeristische route. Nog steeds géén idéé hoe we daar nou terecht zijn gekomen. Maar we kwamen thuis!
    Op vrijdag hielden mijn moeder en ik een bakdag. Er werden héél véél appels geschild, gemixt en ik bakte een enorme hoeveelheid saucijzenbroodjes voor bij de borrel. Sommigen sneuvelden al voor het zaterdag was.
    Ik pruttelde een flinke pan pompoensoep. Iemand van de hulptroepen had dat nog nooit gegeten, en ik vind (pompoen)soep echt herfstig – comfort – food. Dus dat leek me lekker tijdens de voorbereidingen. Hoe het met die pompoensoep afliep? Dat lees je morgen…

  • 10 oktober – Lieve Mama

    Column geschreven in maart 2020

    Lieve mama,

    We zitten middenin de coronacrisis en we hebben elkaar de laatste weken vooral via beeldbellen gezien. Een hele rare, ongemakkelijke situatie. Niet alleen voor de kinderen, maar ook voor de volwassenen.

    Waar we normaal allerlei dingen met elkaar bespreken is dat via zo’n schermpje toch een stuk lastiger. En je kunt ook niet zo goed zien hoe iemand eruit ziet en hoe zijn gemoedstoestand is. Onhandig.
    Waar ik normaal niks kan verbergen omdat je toch wel ziet dat het niet goed gaat, lukt dat nu een stuk makkelijker. Ik kan prima zeggen dat het goed gaat terwijl dat helemaal niet zo is. Want je ziet me toch niet.
    En als ik wil beeldbellen dan willen de meiden dat ook. Die tetteren er dan tussendoor waardoor mijn verhaal naar de achtergrond verdwijnt. Dat komt wel. Dat geeft niet.

    Op mijn werk is het heftig. Al mijn collega’s zijn ingezet op een woonvorm waar corona heerst. Er is daar tot nu toe één cliënt overleden. Er zijn nog meer besmettingen. Ook het personeel daar is ziek, en sommigen zijn ook besmet. Op dit moment hoef ik daar niet naartoe omdat ik tot de risicogroep behoor. Hopelijk blijft dat zo.
    Ook één van de cliënten uit mijn RGM groep is stervende door het virus. Een heel heftige situatie in dat gezin waar iedereen ziek is geweest. Gelukkig heeft hij zijn nieuwste kleinkind nog kunnen zien.
    Corona komt steeds dichterbij.
    Een van mijn directe collega’s is getest. En zij heeft corona. Degene die niet met de zieke cliënten werkt heeft het toch. En ze is erg ziek. De anderen die zijn getest hebben het gelukkig niet, die hebben ‘gewoon’ griep of een verkoudheid.
    Dit heb ik je allemaal niet verteld. Ter voorkoming dat je je zorgen gaat maken. Dat doe ik zelf al genoeg.
    Want wat nou als ik het krijg? Of heb ik het al gehad, toen ik zo ziek was in januari?
    Wie zal het zeggen.
    Ik maak me zorgen. Moet ik straks ook naar die woning om te werken? Als het niet anders kan dan moet het ook, risicogroep of niet. En als dat zo is, dan kan ik dat toch helemaal niet? Met tilliften en alle ADL handelingen?
    Met een van mijn verpleegkundige – tantes kan ik er wel over praten. Die helpt me gedachten te ordenen en hoort mijn angsten en verhalen aan. Die maakt zich misschien ook zorgen maar laat dat niet zo merken.
    Zelf is ze ook getest en vertelde dat pas na de uitslag aan me….

    Een enge tijd vind ik het. Je komt bijna niet buiten, en als je buiten bent dan vraag je je af waar je eigenlijk bang voor bent. Want er is niet iets dat je kunt zien waar je bang voor bent.
    Bang om ziek te worden, bang dat anderen ziek worden, bang dat een dierbare ziek wordt en je geen afscheid kunt nemen. Bang voor iets dat zo ongrijpbaar is.

    Mam, als het straks voorbij is vertel ik je dit allemaal hoor.
    Maar nu even niet. Omdat je je al genoeg zorgen maakt.

    *ik vertelde het al eerder aan mijn moeder. Een dag of 4 nadat ik besloot het haar niet te vertellen.

  • 9 oktober – Hey Boris

    Column geschreven in april 2020

    Een blond jongetje. Dat was, na veel nadenken, googelen en piekeren de wens.
    Het was een zoektocht. En een kijktocht. Ik liet heel veel tranen en bleef goed nadenken, hoe moeilijk ook.
    En toen kwam het contact met jouw fokker.
    We weten nog niet precies welke van “de druktemakers” jij bent.
    In deze corona-tijd ben jij een “crisispuppy”. Daar merk jij niks van, want je moeder zorgt supergoed voor je, en voor je 10 broers en zusjes. Voor de fokster is het lastiger. Want hoe “moet” je de pupkopers naar de pups laten kijken in deze tijd?
    Het gesprek was niet aan de keukentafel, maar via beeldbellen. De week erna mochten we kijken, drie weken waren jullie toen. We mochten met twee personen kijken, en oudste had geluk, zij mocht mee.
    We knuffelden met jullie allemaal én met mama Sara. Wat was ze lief. Of misschien kwam dat wel door de konijnenoren die we hadden meegenomen.
    We weten nog niet wie je bent.
    Emma vind jongetje oranje leuk. Ik heb lichte voorkeur voor donkerblauw. Maar ik kan er nog niks over zeggen. Als je vijf weken bent gaan we weer bij je kijken.
    Ondertussen maken we ons huis voor je in orde. Je krijgt een versgeschilderd “bakkie” met een kussen dat ik voor Benco kocht, maar waar hij maar twee keer op lag.
    Je had al meer spullen nog voordat je een naam had.
    Best vreemd, weer een puppy. Hoe was het ook alweer? En hoe deden we dat bij Benco? Wat hebben we ook alweer allemaal nodig? De boeken kwamen tevoorschijn en Google aangeslingerd.

    En nu in coronatijden is alles anders. Een “crisispuppy”  las ik ergens. We hadden het gekscherend over de naam “Coronus”  maar ik zag me dat niet keihard over een veld toeteren.
    We kunnen niet overal naartoe, en ook zijn er geen hondenscholen waar je training kunt krijgen in een groep. Inmiddels heb ik een hondenschool gevonden die nu privélessen geeft.
    Ook zijn de kinderen zijn elke dag thuis waardoor het een stuk drukker zal zijn voor jou. En voor ons.

    Je krijgt een lastige taak ventje. Dat besef ik me maar al te goed.
    Je ‘voorganger’ was een lieverd en wordt enorm gemist. Hij was al wat ouder, en jij zal dus zeker een stuk drukker en stuiteriger zijn. En het klopt, Benco was vroeger ook een drukke draak. En hoe dat ging met wisselen en opvoeden, daar zijn we veel van vergeten.

    Ik hoop dat we goede vriendjes worden en we lekker samen kunnen struinen. En af en toe lekker kunnen knuffelen.

    “Hoor ‘es, Boris, kleine man
    Ze zeggen dat je toveren kan
    Omdat als iemand naar je kijkt
    De wereld weer wat mooier lijkt
    Daarom, Boris, kleine man
    Denk ik dat je toveren kan”
    Boris – Guus Meeuwis

Social Share Buttons and Icons powered by Ultimatelysocial