Stad vol ballonnen
voorgelezen tijdens mijn boekpresentatie, 12 oktober 2019
Via twitter kwam ik in aanraking met de columns van Femke van der Laan. Ze schreef over het eerste jaar na het overlijden van haar man, Eberhard van der Laan, de oud – Burgemeester van Amsterdam. Van zijn ziekteproces en overlijden kreeg ik niet veel mee. Maar de columns die ik las raakten me.
Al googelend zag ik dat ze bij De wereld draait door geweest was. En dat haar columns zijn uitgegeven als boek.
Ik bestelde het direct. “Stad vol ballonnen. Een jaar van rouw.”
De eerste column schreef ze drie maanden na het overlijden van haar man. Het hielp met ordenen, verwerken, het boven haar verdriet uitstijgen.
Goh, dacht ik. Da’s makkelijk. Zij wordt ervoor gevraagd om te schrijven en “krijgt” een boek.
Hier gaat het anders, minder gemakkelijk. Ik heb niet zomaar een boek. Wat zéker niet zegt dat ik met haar wil ruilen. (Maar een minibeetje van haar schrijftalent zou ik wel willen. )
Mijn man is er gelukkig nog. Mijn kinderen hebben nog een papa.
Maar rouw is er wel. Rouw om wat er gebeurd is. Om wat er was en er niet meer is.
Iedereen beleeft een rouwproces anders. Daar is geen standaard voor. In een rouwproces zijn verschillende fasen te herkennen die vaak dwars door elkaar heen lopen.
Dat is hier ook zo. Van “wat hebben we het leuk samen” tot “ik kan je wel schíeten.”
En van “ik kan me niet voorstellen dat hij daar stond” tot “ok, het gaat nooit meer goedkomen.”
Lastig vind ik ook de reacties van de omgeving. “Nu gaat het toch wel weer beter?” en “Wat erg voor hem.”
Erg voor hem is het ook zeker. Maar de rest van het gezin moet allemaal drie stappen harder lopen. En op ons tenen lopen om het rustig (recht) te houden.
Rouw. Geen overlijden, wel rouw.
Sinds ik het zie als rouw, als afscheid moeten nemen van iets dat was, het verliezen van het onbezorgde, gaat het iets makkelijker.
Er is geen manier waarop het moet of hoort. Het gaat zoals het gaat.
Femke gaf een college op tv.
Het was op een avond na een koorrepetitie, ik had mijn telefoon ingesteld. Om 21.00u piepte hij en zei “naar huis!” We zaten met wat koorleden nog even thee te drinken. “Mijn telefoon zegt dat ik naar huis moet” en ruim op tijd plofte ik dus thuis op de bank.
Respect voor haar verhaal, haar uitstraling, haar college. Dat ze dat “zomaar even” deed.
Herkenbaar was het vooral.
Stad vSHet leven gaat gewoon door, voor haar, voor ons, voor iedereen, maar zeker ook voor de kinderen.
Ik heb mijn zorgen en verdriet, maar merk ook hun frustraties en boosheid.
Hij is heel anders dan eerst.
Ik ben veranderd.
De kinderen groeien, leren en ontwikkelen.
Wat is er mis?
Dat leuke, de lol die we altijd hadden en waar we nu naar moeten zoeken.
Het onbevangen zijn dat er niet meer is.
Het verdriet.
Dat is rouw.
Rauw. Dàt is wat een vervelend gevoel in je lichaam geeft.