Op een mooie (tweede) Pinksterdag
En zo vond ik mezelf, met oudste en een goede
vriend, op een mooie Pinksterdag in een slootje. We deden mee aan een obstacle
run. Voor alle drie onze eerste.
Het was modderig, koud, warm, diep en hoog. Een uitdaging voor iedereen. Thuis
konden we gelijk onder de douche en onze kleding na een spoelbeurt buiten in de
wasmachine. Maar het was tof! Ik deed dingen die ik niet gedacht had ooit te
doen.
Voor de start zag ik er nog niet zoveel heil in en vroeg ik me af wie dit ook
alweer verzonnen had. Maar na de eerste moddersloot maakt het verder niet meer
uit, vies ben je toch al. Ook oudste deed het supergoed. Klom over obstakels
waar wij niet overheen kwamen. En ze deed het toch maar mooi, in die vieze
sloot.
Ergens in die eerste sloot bezeerde ik mijn rechter duim. Dat voelde ik gelijk
maar dacht er niet over om uit te stappen. Ik zei ook dat ik na de finish even
langs de EHBO wilde. Dat deed ik en met een ijszak gingen we op weg naar huis.
Het ging wel, maar was wel pijnlijk. ’s Nachts werd ik een aantal keer wakker
van de pijn en de dag erna was het dik en vond ik het er gek uit zien. Een rare
kleur had mijn duim. Huisarts vond ik niet zo nodig, maar mijn man vond het wel
nodig. Omdat ik er zoveel last van had. Dus hij belde de huisartsenpost en
sprak af dat we langs zouden komen voor een laagje tape.
Daar aangekomen durfde de huisarts het niet aan. Zéker niet vanwege mijn werk
en omdat het mijn rechterhand betrof. En zo togen we, enigszins geschrokken
toch wel, op een mooie (tweede) Pinksterdag naar de spoedeisende hulp. Onderweg
daarheen las ik het verwijzingsformulier. Vegetatieve toestand: nee – stond er.
Hij grapte nog: oh vegetatieve toestand is toch als jij hakend op de bank zit
met een kopje thee?
De tweede wachtkamer die dag was van de spoedeisende hulp waar het knetterdruk
was. En de derde wachtkamer was bij de röntgenafdeling. Hier werden drie foto’s
gemaakt. Nu begon het lange wachten op de arts.
In de wachtkamer zat ook een meneer die zijn hele ziektegeschiedenis vertelde tegen iedereen die het horen wilde. En ook tegen iedereen die het niet horen wilde. In het plat Leids vertelde hij over zijn ziekte, zijn dieet, dat hij hier gisteren ook al was, maar toen met de ambulance, heel veel dingen die hij nog nooit had meegemaakt en dat het zo lang duurde. Ook keek hij mij daar op een gegeven moment indringend bij aan. Omdat ik er toch ook al wel heel lang zat. En dat klopte. Ik was “de laatste van de ochtend” en het was inmiddels al na 2 uur. Er waren mensen weggegaan uit de wachtkamer, maar zeker zoveel mensen bijgekomen. Hij had ook dit “nog nooit meegemaakt” en wachten was ontzettend zonde van zijn tijd. Mijn reactie was dat iedereen vast heel druk was, en er mensen waren voorgegaan die het eerder nodig hadden dan ik. Wij. En dat ze straks ook tijd voor mij hadden.
Ondertussen waren de kinderen en hij gaan eten en
daarna naar huis gegaan bij gebrek aan een schone luier voor jongste. Uiteindelijk
kwam er gelukkig een behandelkamer en een arts vrij. Bij binnenkomst schrok ik
nogal, twee man sterk en een gipskamer.
Er werd wat pijnlijk geduwd en getrokken aan mijn duim en hand. De arts wierp
nog een blik op de foto en gelukkig was het niet gebroken.
Met pijnstilling toog ik weer huiswaarts. Hij en ik
hadden het er nog even over. Dat ik erg met enige regelmaat over klaag dat hij
geen initiatief toont. Niks regelt en alles aan mij over laat. “maar ik wacht
gewoon mijn kans af, je ziet het.”
Als het aan mij had gelegen dan was ik niet naar de huisartsenpost gegaan. Maar
nadat ik werd doorgestuurd voor een foto, de arts ”vreesde het ergste,” schrok
ik toch ook wel.
Het was goed dat hij me naar de dokter stuurde.
Wie er aan het einde van de dag meer moe was weet ik niet. Ik was moe van het slechte slapen, de activiteit van zondag, de pijn en het wachten in het ziekenhuis. Hij was moe van het kinderen entertainen en alles wat daarbij hoort.
Deze obstaclerun liep goed af. En volgend jaar gaan we weer!