-
Jongste
Meisje, wat ben je toch een levensgenieter!
Je springt, rent, danst en klimt op alles wat je tegenkomt.
De trampoline, de bank, de tafel en de keuken.
Je zal al op tafel voor je kon lopen, en met dat geklim ben je nooit meer gestopt.
Je komt wel eens thuis met een bult, een schram of een blauw oog.
De laatste ‘oorlogswond’ die je opliep was bij een botsing met een paaltje terwijl je van een natte glijbaan ging. Het is bijna genezen, maar het zal wel niet de laatste buts zijn die je oploopt.
Het aantal keren dat we met je bij de huisarts of de huisartsenpost zijn geweest kunnen we gelukkig op één hand tellen.
We moeten je niet vergeten. In alle zorgen die er soms zijn om je zus, zijn we soms bang dat we jou een beetje vergeten. Dat je aandacht tekort komt.
Gelukkig weet je ook die aandacht goed te vragen.
Je komt vragen om een spelletje, of je slijm mag maken (bah!) en je roept ook met enige regelmaat dat je hónger hebt.
Je kunt net je boterham naar binnen schuiven en even later alweer naast me staan met de vraag of je ‘een fruitje’ mag. Soms mag dat. En soms niet.
We leerden je al dat je soms geen ‘honger’ hebt maar ‘lekkere trek’. En dat kom je ook graag melden.Je kunt intens genieten van in het weekend met zijn vieren op de bank tv kijken met een chippie erbij.
Een tijdje terug zijn we met z’n tweetjes een nachtje naar van der Valk geweest. Je genoot met volle teugen van alle aandacht. Je mocht kiezen wat je wilde. Een hotel met zwembad moest het worden. En winkelen. Dus dat deden we. Op de zeventiende etage zat onze kamer. Ik wilde me gaan omkleden, en je zei dat ik toch écht wel de gordijnen dicht moest doen, anders zouden ‘de buren’ me in mijn blootje zien.
Je ging in de sauna liggen alsof je nooit anders had gedaan.
Netjes aangekleed dineren in het hotel, ’s morgens een paar keer langs het ontbijtbuffet schuiven. ’s Avonds in bed verzuchtte je dat je mij nu even helemaal voor jezelf had. Ik smolt!
Het is nog maar enkele weken geleden, maar vanavond vroeg je me of we nog een keertje naar van der Valk konden.
Laatst riep ik een keer ‘bluf’ in huis.
Jij vroeg wat dat was.
Papa zei: “dat is opscheppen”
“Papa? Wil je iets bluffen in een bakje” was de vraag die jij stelde.
Het zal ook weer niet over eten gaan…Je kunt ook super goed chillen. Met de tablet, onder een dekentje lekker een filmpje kijken. Een tijdje terug rolde je je helemaal in een dekentje en zei daarbij “ik wil zo warm blijven als een kroket in de airfryer.”
En nadat papa wéér zijn zwembroek vergat mee te nemen op vakantie zei je dat “wij vrouwen tenminste slim zijn omdat we wel onze zwembroek meenemen op vakantie” Die kon papa in zijn zak steken.Je kunt me tot wanhoop drijven met al je vragen en streken, maar ik kan ook intens genieten als jij geniet en plezier hebt. Lief meisje, blijf zoals je bent. Je komt er wel!
-
IJspret
Het was voorspeld en als er geen corona was geweest waren de rayonhoofden al bij elkaar gekomen. Het vriest! Flink! Alle marathonschaatsers sprongen op de barricaden want ze wíllen een Elfstedentocht. Ging niet gebeuren maar iedereen was nerveus. En ik niet.
Ik hou van schaatsen, van wandelingen in de sneeuw, met je muts op en je kraag omhoog buiten. Héérlijk! Maar dit jaar vond ik het eng.
We speelden heerlijk in de sneeuw, de meiden waren niet binnen te krijgen en Boris maakte voor het eerst echte sneeuw mee. Het sneeuwde zoveel en zo hard dat het hele openbaar vervoer plat lag en de scholen dicht in plaats van nét weer open. Ik maakte erwtensoep en drie in de pan en we dronken warme chocolademelk met slagroom. En plots was het zover. De ijsbaan was open en de kinderen gingen schaatsen met school. Als ik andere jaren in het najaar de schaatsen tegenkwam op een zoektocht naar iets anders op zolder nam ik ze alvast mee. Ze konden maar klaarliggen tenslotte. Dit jaar moest ik op het laatste moment nog gaan zoeken en bleken de meiden gelukkig ‘gewoon’ schaatsen te hebben.Volwassenen mochten niet op de ijsbaan, ook niet op de andere dagen. Coronamaatregelen.
Op zaterdag was het zover. Schaatsers op het meer. Het kriebelde. Maar het wiebelde en het bibberde ook. Ik maakte een hele lange wandeling met Boris en keek overal waar het kon even naar het ijs. Mooi, prachtig en ik genoot ervan. Maar voelde, net als eerdere dagen dat ik mensen over schaatsen hoorde praten, niet de behoefte om zelf te gaan schaatsen. Ik vond het te eng.
De meiden zijn echt nog te jong om zonder ouders naar de ijsbaan te gaan. Ze moesten ‘zelfredzaam zijn’. Oudste zei dat ze dat écht wél wás, maar op mijn vraag of ze dan zelf haar schaatsen kon aandoen moest ze ontkennend antwoorden. Sorry lieverd het kan écht niet.
Zaterdagmiddag maakten we een grote wandeling langs het meer. We zagen ijszeilers en schaatsers. Er waren schaatsers maar daar was het ook mee gezegd. Héél druk was het (nog) niet, en wie er schaatste waren de ervaren schaatsers. Licht voorover gebogen met de handen op de rug. En veel klapschaatsen. Geen kinderen. We gingen langs de ‘hekken’ die op de dijk staan. Normaal klim je eroverheen, nu konden we er langs over het ijs. En ik vond het éng. Zo eng dat ik bijna moest huilen.Verschillende mensen die we onderweg tegenkwamen vertelden dat het zo héérlijk was om weer op natuurijs te schaatsen én dat het ijs zo mooi en goed was. “Morgen” zei ik. “Morgen gaan wij ook schaatsen, bij het strandje. Best gek, dacht ik later nog. Je kunt vlakbij opstappen, maar je gaat helemaal met de auto daar naartoe. De hele avond en nacht dacht ik er steeds even aan. Dat we met de kinderen zouden gaan schaatsen. Maar het ging ook dooien, dus kón er nog wel geschaatst worden?
De volgende ochtend (Valentijnsdag!) gingen er al vroeg schaatsers over het meer. Wij begonnen met een uitgebreid ontbijtje en hadden een gezellige ochtend. Er werd niet over schaatsen gesproken. Door niemand. Tot oudste een brief weg ging brengen naar een vriendinnetje en ze terugkwam met de vraag of zij ook mochten schaatsen op het slootje. Ik zuchtte en zei: “ja hoor, natuurlijk!” We maakten ons klaar en op aandringen van hem nam ik ook mijn eigen schaatsen mee.
Al snel hadden de kinderen hun schaatsen onder en stonden ze met papa op het slootje, met hun vriendinnetjes. Ik stond nog steeds op de kant. Angstig. Bang om te vallen, minder bang om er door te zakken. De kinderen krabbelden op het slootje. Ging ik het doen? Of zou ik toch? De dijk op richting Leidsche Vaart? Na wat dubben besloot ik dat dit slootje mijn eer te na zou zijn. En dus toog ik met tas en doos en schaatsen naar de grote ijsvlakte.
Onderweg naar boven zag ik bekenden staan. En toen had ik er vertrouwen in. Zij zouden me even kunnen helpen. En als ik eenmaal ging… dan ging ik.
Ik vertelde dat ik het spannend vond en vroeg om hulp.
Schaatsen aan en gaan. De arm die ik kreeg aangeboden was maar heel even nodig en daar gingen we. De Leidsche Vaart over, om ‘de punt’ heen, en zo de braassem op. Want dát moest echt ook even want dan kon ik zeggen dat ik erop geschaatst had. Ik slaakte een klein gilletje bij wat gekraak van het ijs. Maar we gingen. En het was héérlijk. En bijzonder om weer te doen. Na een stukje op de Braassem besloten we om te keren. Weer terug bij onze spullen besloot ik nog eens te gaan. Alleen. En daarna nog eens. En het was héérlijk. Na een klein uurtje schaatsen deden mijn voeten zeer en was het tijd om van het ijs af te gaan. Ik had ervan genoten! ’s Middags hoefde ik niet meer te twijfelen of ik nog zou gaan. De dooi zette in en het verzoek kwam om niet meer de sloten en meren op te gaan. Het werd ook rustiger op het meer.
Had ik er spijt van dat ik zaterdag niet gegaan was? Nee. Dat niet.
Of ik het jammer vond dat het nu na één dag schaatsen weer over was?
Dát zeker!
Deze kon ik afvinken. Heerlijk!