Geen categorie

  • Almost 40

    En dan is het alweer bijna oktober. Bijna de maand waarin ik 40 zal worden. Er was een plan voor een leuk feestje, iets leuks doen met mijn gezin. Een halve marathon wilde ik lopen voor mijn 40e verjaardag en ik was serieus in training.
    Ik zag bij iemand anders een bucketlist. Een bucketlist van dingen die ik wilde doen in het jaar dat ze 40 zou worden. Dat leek mij ook een super leuk idee. Ik maakte een mooi bord en hing er mijn doelen en wensen op.
    Een nachtje op pad met de meiden apart, met mijn man, mijn vader en mijn moeder, Ronnie Gardiner ontmoeten. Ook wilde ik graag eens paardrijden, een slipcursus doen. De eerste plannen waren gemaakt.

    Ook was er, na gezin in de wachtkamer, een plan voor een nieuw boek, over hoe ik uit die wachtkamer zou komen. Het zou ook een beetje gaan over leven in het gezin met een partner met psychische kwetsbaarheid.
    Op mijn verjaardag als soort verrassing lanceren leek me wel aardig. Een idee voor een boekpresentatie daarna was ook al half rond. Het boek moest nog geschreven, maar sommige dingen kunnen maar bedacht zijn.
    Ik was leuk in training voor de halve, de kinderen gingen goed en er waren leuke plannen in de agenda.

    En toen werd het maart en kwam corona.
    Kinderen thuis, geen cliënten op het werk, niet zingen.
    Geen bezoek van familie en vrienden en geen fysiotherapie of psychologenbezoek.
    Op sommige vlakken heeft het goed gedaan. Ik zag hoe de meiden leerden op school. Rustig opstarten elke ochtend en thuisschool.
    Het deed ook niet goed. Geen uitstapjes en niet weg kunnen bracht rust maar ook onrust. Misschien niet op het moment zelf, maar ook achteraf. Ik trok mijn schoenen aan en ging hardlopen, maar als je niet van hardlopen houdt dan ga je dat niet doen.

    In juni startte sommige dingen  weer op. De kinderen gingen weer naar school. Eerst gedeeltelijk en na de meivakantie weer helemaal. Ook het werk werd weer iets normale, hoewel nu in september nog niet alles weer is gestart, en “normaal”  kunnen we sommige dingen niet noemen.
    Het thuis zijn in de coronatijd bracht me aan het denken. Waar sta ik nu, waar wil ik qua werk over een paar jaar zijn. Ik startte met een opleiding voor mezelf én voor mijn hond. Hopelijk kunnen we in de toekomst samen werken.
    De zomervakantie was heftig, maar bestond gelukkig ook uit leuke dingen.
    Ik ging op de foto voor een tijdschrift, helaas is de plaatsing daarvan uitgesteld. Dat geeft ook tijd. Tijd om dingen te regelen en te bedenken.
    Dat boek. Dat zit nog in de pen. Ik had gehoopt dat ik al een heel eind zou zijn. Maar in plaats daarvan zijn er veel ideeën maar nog niet zoveel geschreven.
    Nu zit ik thuis met “burnout achtige verschijnselen”.
    Het was te heftig. De afgelopen jaren waren te zwaar. En nu is het even op. Ik doe rustig aan, probeer vaker nee te zeggen. Ik merk dat als de vraag begint met “Saskia kun je….” Ik in de paniek schiet. Dan weet ik het even niet meer.
    Het komt weer. Ik doe even wat ik leuk vind en wat ik op dat moment aan denk te kunnen. Een beetje opruimen, veel lezen en wandelen met Boris.
    Geduld hebben met mezelf én met anderen.
    Dat verjaardagsfeestje gaat (nu) niet door. En de invulling van die dag laat ik aan anderen over dit jaar. Best lastig voor een controlfreak als ik….
    Van mijn studie geniet ik intens, ik raak er enorm door geinspireerd.
    En dat boek? Dat komt er wel!

  • Dag vriendje

    Zonder jou tikt de klok even snel
    maar de tijden veranderen wel.

    (afscheid van een vriend, Clouseau)

  • Allerliefste Benco,


    30 januari 2020

    Toen je bij ons kwam was je nog zo klein. Jij hebt mij uitgekozen met je ondeugende bekkie, je  vrolijke oogjes. Je zat aan mijn veters te trekken. Je was de drukste van het nest, maar was ook de eerste die bij me lag te slapen.
    Ik heb wat op je gemopperd. Als je weer iets kapot geknaagd had. Als je er wéér met een schoen of sok vandoor ging. Als je bananen in je oren had en niet meer bij me terug kwam.

    Mijn steun en toeverlaat werd je. In de moeilijke tijd vorig jaar hebben we wat wandelingen gemaakt. Wandelingen waarin ik soms dacht dat ik urenlang zou willen lopen.
    Mooie avonturen hebben we samen beleefd. Samen wandelen naar de Herenhof en daar samen een harinkje eten. En dan weer terug wandelen. We hebben shows samen gelopen. Jachttraining gedaan.
    We hebben half Denemarken doorkruist met jou in de doggyride. Er was zelfs een mevrouw die met ons op de foto wilde.
    Of die mevrouw op de braderie die we bijna van je áf moesten trekken. Omdat wij probeerden jou op te voeden en zij alleen maar wilde knuffelen.
    Schoenen heb je kapot geknaagd. Je kussen. Knuffels. Dingen die de kinderen lieten slingeren.

    Je vrolijke ondeugende ogen, je kwispelende staart en je (soms ook wel irritante) piepjes. “Gnorken” buiten op de stoep of ‘s morgens bij je eerste aai.
    Liepen we rustig te wandelen, gooide jij je ineens op je rug om te gaan liggen rollen. Ondeugende draak!

    We zijn samen naar jachttraining geweest. Naar puppytraining en de jonge honden training.
    Toen oudste geboren was heb je me een week niet aangekeken.
    Kilometers hebben we samen gelopen. Jij naast de kinderwagen. En soms als er iemand te dichtbij kwam ging je er tussen staan.
    Als je vond dat ik te dichtbij een van mijn vrienden ging lopen kroop je ertussen.

    Vriendje wat kan je snurken! We kunnen je soms boven horen!
    Zo schattig als je droomt. Kwispelen in je slaap. Grommen en “praten” in je slaap.

    Dinsdag hebben we gehoord dat het mis is. Je hebt een grote tumor in je buik. Technisch gezien kunnen we je laten opereren. Maar of alles dan weg is? En hoe kom je uit die operatie? Kom je überhaupt uit die operatie?
    Meer dan 10 jaar ben je mijn vriendje geweest.
    Oudste vroeg  wanneer je jarig bent. “Op 3 mei” antwoordde ik. “Maar Benco gaat geen 11 jaar worden.”
    “Mama? Ik denk soms aan het leven zonder Benco.” Krak, daar ging mijn hart. En “als we geluk hebben kunnen we van mijn geld een nieuwe hond kopen”

    Moeilijke beslissingen. Morgen moet ik je laten gaan. We gaan ’s morgens nog naar het strand. Woensdag heb je op de dijk nog achter je balletje aan lopen rennen. Zo dubbel want thuis slaap je alleen maar.  Ik wil nog lange wandelingen met je maken. Dat je mijn tranen weglikt als ik huil. Dat je op of aan mijn voeten komt liggen. Je starende ogen als je NU naar buiten wilt. Je reactie op “ga je mee?” Het leukste was als je dacht dat je niet mee mocht en je in de bench ging zitten. En dat je dan tóch mee mocht.

    Maar ik moet ook eerlijk zijn. Je hebt een goed leven gehad. Ik wil niet dat je lijdt. En die lange wandelingen kunnen eigenlijk niet (meer) Je hebt ongemak van de tumor.

    Toen kinderen krijgen niet vanzelf ging heb je uren bij me gelegen. Na de puncties was je zo lief voor me. Toen ik zwanger was van jongste moest ik goed opletten als we andere honden tegenkwamen omdat je zo beschermend was.

    Kort nadat het met Gijs “aka de baas” gebeurde heb je heel wat uren bij me gelegen. Mijn tranen weggelikt. Met me meegewandeld. Me aan het lachen gemaakt. Je was de afleiding in moeilijke en zware gesprekken met hulpverleners.

    Ik wil niet geloven dat het vanavond je laatste avond bij ons is. Ik ben er letterlijk ziek van. Ik kan alleen maar huilen. Het doet zo’n pijn je te moeten missen.
    Ik kocht lekkere hapjes voor je. Een haring, konijnenoren en ik kookte kip en een ei voor je.
    Vanaf dinsdag slaap ik beneden bij je, en oudste sliep daar gisteren ook. Het is fijn zo dicht bij je te zijn. Maar ook moeilijk. Eigenlijk wil ik alleen maar tegen je aan liggen en door je vacht kroelen. Maar je bent niet zo’n knuffelhond.

    Buiten loop je nog naast me te dansen. Je komt soms nog met een balletje aanlopen en dan spelen we nog even. Maar je bent niet meer de ondeugende Benco die je was. Jongste zit iets te eten op de bank en je komt nieteens bij haar schooien. Soms neem je de koekjes niet aan. Je hebt moeite met gaan liggen en zitten.
    Je spring niet meer op de bank als je iets denkt te zien of horen.
    Je bent ziek.
    Mijn hart breekt.

    “Morgen krijg jij een spuitje
    en dan wou ik maar één ding….
    Lieve zieke Benco,
    dat de tijd niet verder ging…”

    (Frederieke, kinderen voor kinderen)

  • Stad vol ballonnen

    voorgelezen tijdens mijn boekpresentatie, 12 oktober 2019

    Via twitter kwam ik in aanraking met de columns van Femke van der Laan. Ze schreef over het eerste jaar na het overlijden van haar man, Eberhard van der Laan, de oud – Burgemeester van Amsterdam. Van zijn ziekteproces en overlijden kreeg ik niet veel mee. Maar de columns die ik las raakten me.

    Al googelend zag ik dat ze bij De wereld draait door geweest was. En dat haar columns zijn uitgegeven als boek.
    Ik bestelde het direct. “Stad vol ballonnen. Een jaar van rouw.”
    De eerste column schreef ze drie maanden na het overlijden van haar man. Het hielp met ordenen, verwerken, het boven haar verdriet uitstijgen.

    Goh, dacht ik. Da’s makkelijk. Zij wordt ervoor gevraagd om te schrijven en “krijgt” een boek.
    Hier gaat het anders, minder gemakkelijk. Ik heb niet zomaar een boek. Wat zéker niet zegt dat ik met haar wil ruilen. (Maar een minibeetje van haar schrijftalent zou ik wel willen. )

    Mijn man is er gelukkig nog. Mijn kinderen hebben nog een papa.
    Maar rouw is er wel. Rouw om wat er gebeurd is. Om wat er was en er niet meer is.
    Iedereen beleeft een rouwproces anders. Daar is geen standaard voor. In een rouwproces zijn verschillende fasen te herkennen die vaak dwars door elkaar heen lopen.

    Dat is hier ook zo. Van “wat hebben we het leuk samen” tot “ik kan je wel schíeten.”
    En van “ik kan me niet voorstellen dat hij daar stond” tot “ok, het gaat nooit meer goedkomen.”
    Lastig vind ik ook de reacties van de omgeving. “Nu gaat het toch wel weer beter?” en “Wat erg voor hem.”
    Erg voor hem is het ook zeker. Maar de rest van het gezin moet allemaal drie stappen harder lopen. En op ons tenen lopen om het rustig (recht) te houden.

    Rouw. Geen overlijden, wel rouw.
    Sinds ik het zie als rouw, als afscheid moeten nemen van iets dat was, het verliezen van het onbezorgde, gaat het iets makkelijker.
    Er is geen manier waarop het moet of hoort. Het gaat zoals het gaat.

    Femke gaf een college op tv.
    Het was op een avond na een koorrepetitie, ik had mijn telefoon ingesteld. Om 21.00u piepte hij en zei “naar huis!” We zaten met wat koorleden nog even thee te drinken. “Mijn telefoon zegt dat ik naar huis moet” en ruim op tijd plofte ik dus thuis op de bank.
    Respect voor haar verhaal, haar uitstraling, haar college. Dat ze dat “zomaar even” deed.
    Herkenbaar was het vooral.

    Stad vSHet leven gaat gewoon door, voor haar, voor ons, voor iedereen, maar zeker ook voor de kinderen.
    Ik heb mijn zorgen en verdriet, maar merk ook hun frustraties en boosheid.

    Hij is heel anders dan eerst.
    Ik ben veranderd.
    De kinderen groeien, leren en ontwikkelen.
    Wat is er mis?
    Dat leuke, de lol die we altijd hadden en waar we nu naar moeten zoeken.
    Het onbevangen zijn dat er niet meer is.
    Het verdriet.
    Dat is rouw.
    Rauw. Dàt is wat een vervelend gevoel in je lichaam geeft.

  • Zeg maar nee, en ineens heb je er twee.

    Al een aantal jaar ga ik naar de fysio waar ik eerder over schreef, die van #mijnfysioiseentopper. Eén of twee keer per maand kom ik daar en vooral mijn rug behoeft nu wat aandacht. Ik bedoel te zeggen dat die behoorlijk zeer doet de laatste weken.
    En nu heb ik ineens één of twee keer per wéék een afspraak met een andere fysiotherapeut. Eentje voor mijn kaak. Al tijden heb  ik daar last van, en na een bezoekje aan mijn eigen tandarts en een gespecialiseerde tandarts werd ik verwezen naar een kaak – fysiotherapeut. Als zij het niet gedaan hadden dan had mijn huisarts (die van #mijnhuisartsiseentopper) me er naartoe gestuurd.
    Ik heb veel spanning in mijn kaak en ik klem ook. En daar heb ik dus flink last van. Pijn die op kiespijn lijkt, hoofdpijn, ‘klapperende’ trommelvliezen.
    Dus nu “heb” ik ineens twee fysiotherapeuten.
    De fysiotherapeut waar ik naartoe ga voor mijn kaak doet me behoorlijk zeer. Het losmaken gaat nog wel, maar de drukpunten in mijn mond zijn echt niet fijn. Daar werd ik voor gewaarschuwd. Tranen – in –  je –  ogen – zeer zou het kunnen doen. En daar had ‘ie gelijk in. Mán wat was dat pijnlijk.
    Vooraf werd me nog wel even verzocht niet dicht te bijten als hij zijn vinger in mijn mond had. Ik kon hem niets beloven. Eerder heb ik wel eens de kaakchirurg in zijn vingers gebeten. Maar dat was zijn eigen schuld. Hij zei “bijt maar dicht ”en toen ik dat deed had hij zijn vingers nog niet weggehaald. Tsja, en dat met een enorm verdoofde mond. Ik kon er dus gewoon niets aan doen!

    Ik beet deze fysio niet. (zijn #mijnfysioiseentopper collega wilde ik de dag erna wel slaan omdat het zo’n zeer deed. Halleluia! Zijn tekst erna was “maar het zit nu wel weer allemaal op z’n plek”. Thnxx!)

    Na een behandeling of 6 voor mijn kaak is de pijn vele malen minder. Niet meer de allesoverheersende kiespijn die geen kiespijn was. Ik voel ook wanneer ik klem met mijn kaken, en heb daar oefeningen voor gekregen.
    Vanuit het holisme word gezegd dat het te maken heeft met “je ergens in vastbijten”. En daar kan ik me eigenlijk best in vinden. Want ik bijt me vast. In mijn boek en alles wat daarbij hoort. Maar ook in mijn huwelijk.
    Dingen loslaten vind ik enorm moeilijk. Of moet ik gewoon minder bijten?
     

  • Op een mooie (tweede) Pinksterdag

    En zo vond ik mezelf, met oudste en een goede vriend, op een mooie Pinksterdag in een slootje. We deden mee aan een obstacle run. Voor alle drie onze eerste.
    Het was modderig, koud, warm, diep en hoog. Een uitdaging voor iedereen. Thuis konden we gelijk onder de douche en onze kleding na een spoelbeurt buiten in de wasmachine. Maar het was tof! Ik deed dingen die ik niet gedacht had ooit te doen.
    Voor de start zag ik er nog niet zoveel heil in en vroeg ik me af wie dit ook alweer verzonnen had. Maar na de eerste moddersloot maakt het verder niet meer uit, vies ben je toch al. Ook oudste deed het supergoed. Klom over obstakels waar wij niet overheen kwamen. En ze deed het toch maar mooi, in die vieze sloot.

    Ergens in die eerste sloot bezeerde ik mijn rechter duim. Dat voelde ik gelijk maar dacht er niet over om uit te stappen. Ik zei ook dat ik na de finish even langs de EHBO wilde. Dat deed ik en met een ijszak gingen we op weg naar huis. Het ging wel, maar was wel pijnlijk. ’s Nachts werd ik een aantal keer wakker van de pijn en de dag erna was het dik en vond ik het er gek uit zien. Een rare kleur had mijn duim. Huisarts vond ik niet zo nodig, maar mijn man vond het wel nodig. Omdat ik er zoveel last van had. Dus hij belde de huisartsenpost en sprak af dat we langs zouden komen voor een laagje tape. 
    Daar aangekomen durfde de huisarts het niet aan. Zéker niet vanwege mijn werk en omdat het mijn rechterhand betrof. En zo togen we, enigszins geschrokken toch wel, op een mooie (tweede) Pinksterdag naar de spoedeisende hulp. Onderweg daarheen las ik het verwijzingsformulier. Vegetatieve toestand: nee – stond er. Hij grapte nog: oh vegetatieve toestand is toch als jij hakend op de bank zit met een kopje thee?
    De tweede wachtkamer die dag was van de spoedeisende hulp waar het knetterdruk was. En de derde wachtkamer was bij de röntgenafdeling. Hier werden drie foto’s gemaakt. Nu begon het lange wachten op de arts.

  • Hashtag

    Hashtag

    Een # (hashtag) is helemaal hip in Social Medialand. Je zet er een soort zoekwoord achter. Als je erop klikt dan vind je meer berichten met hetzelfde “onderwerp”
    Er zijn mensen die er een zinnetje achter zetten. Soms serieus. Soms grappig. Ik gebruik ze ook, vooral op twitter.

    Laatst gebruikte ik al #mijnfysioiseentopper en nu moet ook #mijnhuisartsiseentopper wat mij betreft toegevoegd worden aan het lijstje.
    Al ettelijke malen zat ik in de wachtkamer bij mijn huisarts. Voor iets fysieks, maar de laatste tijd vooral voor allerlei mentale dingen. Klachten waar geen zalfje of pilletje voor is.


    Een tijd terug maakte ik een afspraak voor iets fysieks. Daarna kwam de vraag “hoe het thuis ging.” Ik vond het bijzonder (en) fijn te merken dat ik geen nummer ben voor mijn huisarts. Dat hij weet bij wie ik hoor, en wat daar speelt.

  • IJsbeer

    Ik ben vaak boos.

    Correctie.
    Het LIJKT voor een ander vaak alsof ik boos ben.
    Maar ik ben dan moe, bang, verdrietig, bezorgd,
    Of gewoon boos.
    Best lastig. Dat heb ik al een tijd. En ik vind dat vervelend.
    Het was ook de reden dat ik me aanmeldde bij de psycholoog. Omdat ik minder vaak boos wilde lijken.

Social Share Buttons and Icons powered by Ultimatelysocial